Wetenschappelijk tijdschrift voor psychiaters, artsen in opleiding tot psychiater en andere geïnteresseerden
  • EN
  • NL
Tijdschrift voor Psychiatrie
  • Tijdschrift
  • Terug naar hoofdmenu
    Nieuwe artikelen Huidige nummer Vorige nummers Themanummers Boekbesprekingen
    Auteursrichtlijnen Over het tijdschrift Redactie Abonnementen Colofon Adverteren
    Huidige nummer
    Nummer 6 / 2025 Jaargang 67
    Tijdschrift voor Psychiatrie
    6 / 2025

    Huidige nummer
  • Accreditatie
  • Meetinstrumenten
  • Vacatures
Edit
  • EN
  • NL
  1. Home
  2. Huidige nummer
  3. Consultatie als brug tussen de kinder- en ...
Onderzoeksartikel

Consultatie als brug tussen de kinder- en jeugdpsychiatrie en eerste- en tweedelijnszorg

E.M. Spruit, L.A. Nooteboom, E.P.L. van Well
Vorig artikel Volgend artikel

Achtergrond Consultatie vanuit de kinder- en jeugdpsychiatrie (KJP) aan eerste- en tweedelijnszorgverleners is een veelbelovend middel om passende en tijdige zorg te realiseren voor jeugdigen met psychische problematiek. De mogelijkheid van (adviserende) consultatie kan professionals in de eerste- en tweedelijnszorg versterken, zorgen voor minder (onnodige) en meer passende doorverwijzingen, en daarmee de continuïteit van zorg verbeteren.

Doel Evalueren van het consultatie- en adviesteam (CAT) binnen een KJP-instelling, om zicht te krijgen op het consultatieproces en de ervaringen van consultvragers en consultgevers.

Methode Thematische analyse van 9 semigestructureerde interviews met consultvragers en -gevers en 5 observaties van CAT-overleggen. Daarnaast een descriptieve analyse van informatie uit 21 consultatieformulieren.

Resultaten Het CAT werd door zowel consultvragers als -gevers als waardevol ervaren. Consultvragers voelden zich meer bekwaam na consultatie en consultgevers waren tevreden met het proces van het CAT. Uit de consultatieformulieren bleek dat slechts één jeugdige na consultatie daadwerkelijk doorverwezen was naar de KJP.

Conclusie De consultatie die het CAT biedt, blijkt een beloftevolle werkwijze om de brug te slaan tussen de KJP en de eerste- en tweedelijnszorg. Deze evaluatie biedt praktische inzichten voor verdere ontwikkeling van deze consultatievorm in de KJP.

De zorg voor jeugdigen met mentale problemen staat onder grote druk.1 Een groot deel van deze jeugdigen ontvangt momenteel niet de passende en/of tijdige zorg die zij nodig hebben. Dit komt onder andere door lange wachtlijsten in de specialistische (derdelijns)jeugdhulp, ook wel kinder- en jeugdpsychiatrie (KJP) genoemd. Daarnaast verloopt de samenwerking tussen zorgverleners uit de eerstelijnszorg (zoals huisartsen en wijkteams), tweedelijnszorg (zoals vrijgevestigde basispsychologen) en de KJP nog regelmatig stroef.2

Het ontwikkelen en verstevigen van de consultatie- en adviesfunctie van de KJP wordt in de Hervormingsagenda Jeugd genoemd als middel om de samenwerking te bevorderen en tijdig passende ondersteuning te bieden aan jeugdigen in zorg.3 We weten echter nog weinig over hoe consultatie vanuit de KJP vormgegeven kan worden en wat hierin goed en minder goed werkt. In deze verkennende studie evalueren we een consultatie- en adviesteam (CAT) in de KJP. We onderzoeken hoe het werkproces van het CAT eruitziet, hoe consultvragers en -gevers deze manier van werken ervaren, en of consultatie bijdraagt aan het realiseren van passende en tijdige zorg voor jeugdigen met psychische problematiek.

Wat is consultatie?

Consultatie is een systemische vorm van overleg tussen twee (of meer) professionals, waarbij de consultgever, bijvoorbeeld een psychiater of klinisch of gezondheidszorgpsycholoog (GZ-psycholoog) vanuit de KJP, expertise beschikbaar stelt aan de consultvrager, zoals een eerste- of tweedelijnszorgverlener.4 Het doel is om diagnostische, behandel- en medicatievraagstukken te bespreken, vooral wanneer de consultvrager vastloopt in de behandeling.4,5 Het betreft incidentele (vaak eenmalige) vragen betreffende een jeugdige, en is gericht op het bieden van een concreet advies of nieuw inzicht aan de consultvrager. Het advies is vertrouwelijk en de consultvrager blijft verantwoordelijk voor de behandeling. Als verdere behandeling nodig is, kan alsnog een verwijzing naar de KJP volgen.4

Consultatie betekent niet hetzelfde als consult, waarbij de consultgever medebehandelaar is en daarmee ook verantwoordelijkheid draagt over de jeugdige. Verder verschilt consultatie van intervisie, die meer gericht is op het reflecteren van het professioneel handelen.6

Volgens de theorie van de consultee centered consultation (CCC) ligt de focus bij consultatie op de beperkingen van de consultvrager, zoals een gebrek aan kennis, vaardigheden of zelfvertrouwen, en is het een actief leerproces waarbij de consultvrager ondersteund wordt in zijn of haar competenties.7,8 Het uiteindelijke advies is zodoende het resultaat van het gesprek tussen de consultgever met specifieke expertise en de consultvrager, die de expert is op het gebied van de jeugdige.

Consultatie in de KJP is niet nieuw. In Nederland zijn verschillende initiatieven, zoals een consultatie- en adviesteam jeugd-ggz in Gooi en Vechtstreek of het inzetten van jeugd-ggz-medewerkers uit KJP-instellingen bij huisartsenpraktijken en CJG- of lokale teamlocaties.9 Echter, een groot deel van deze initiatieven is gericht op het ondersteunen van de huisartsenpraktijk, er worden weinig evaluaties gedaan van bestaande initiatieven, en er bestaat nog weinig wetenschappelijke onderbouwing voor de consultatiefunctie vanuit de KJP naar de eerste- en tweedelijnszorg.10

Onderzoek in andere domeinen laat positieve resultaten van consultatie zien, zoals kortere wachtlijsten, eerder passende zorg voor jeugdigen, verbeterd zelfvertrouwen van consultvragers en verbeterde interprofessionele samenwerking.8,9,11-13 Deze positieve uitkomsten kunnen deels worden toegeschreven aan het feit dat consultatie de consultvragers in staat stelt om (ook in toekomstige casussen) beter om te gaan met problemen en zelfstandig oplossingen te vinden.9,11,12 Dit wordt het ‘leereffect’ genoemd, waardoor herhaalde consultaties bij soortgelijke vragen vaak niet nodig zijn.7,14

De genoemde studies laten ook uitdagingen zien bij het bieden van consultatie, zoals een hoge werkdruk, ruimte inbakenen voor reflectie, en het ontbreken van een duidelijke taak- en rolverdeling. Dit zijn belangrijke randvoorwaarden om rekening mee te houden bij het organiseren van consultatie.

Consultatie is derhalve een beloftevolle manier om ‘specialistische’ kennis vanuit de KJP meer naar de eerste- en tweedelijnszorg te brengen en de competenties van eerste- en tweedelijnszorgverleners te versterken. Uiteindelijk zou dit kunnen resulteren in meer passende en tijdige zorg voor jeugdigen.

Onze studie heeft als doel inzicht te verkrijgen in de ervaringen van zowel consultvragers als -gevers rondom het consultatieproces van een CAT in de KJP. Door deze ervaringen in kaart te brengen, beogen wij bij te dragen aan de verdere ontwikkeling en optimalisatie van de consultatiefunctie binnen de KJP.

Methode

Setting en werkwijze van het CAT

In deze studie evalueerden wij het CAT van het Leids Universitair Medisch Centrum, subafdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie (LUMC Curium). Het CAT is eind 2022 opgericht en biedt consultatie en advies aan behandelaren in de eerste- en tweedelijnszorg, zonder dat de jeugdige zelf bij LUMC Curium in behandeling is. De bekostiging van het CAT wordt bij veel gemeenten vergoed. Dit varieert met een PXQ (price x quantity), wat inhoudt dat de gemeente een vastgelegd tarief betaalt per geleverd consult, een percentage over reguliere trajecten of een standaardbedrag.

In de huidige werkvorm van het CAT worden jeugdigen aangemeld door hun hulpverlener (de consultvrager). Ouders en jeugdigen geven toestemming aan de consult­vrager voor het delen van deze informatie met het CAT en voor het gebruik van deze informatie in wetenschappelijk onderzoek.

Bij deze evaluatie, in het voorjaar van 2024, bestond het CAT uit een kinder- en jeugdpsychiater, een aanmeld­coördinator en een orthopedagoog/praktijkondersteuner. Verder was een vaste GZ-psycholoog lid van het CAT; deze was echter afwezig gedurende de looptijd van dit onderzoek. Wel was er een vervanger beschikbaar op afroep voor het multidisciplinaire overleg (MDO). Dit zijn wekelijkse overleggen waarin het CAT nieuwe consulten bespreekt.

Wanneer uit het MDO blijkt dat professionals van LUMC Curium consultatie kunnen bieden, wordt de betreffende professional door het CAT gecontacteerd om consultatie te verlenen. Consultgevers kunnen tijdens de consultatie adviseren om te verwijzen naar de KJP, maar de consultvragers blijven verantwoordelijk, waardoor zij degenen zijn die daadwerkelijk verwijzen, mocht dat nodig zijn. Na afloop van de consultatie beschrijven consultgevers hun advies in het consultatieformulier, wat in beheer blijft van het CAT (in een beveiligde onlineomgeving). Er wordt dus geen onlinepatiëntendossier aangemaakt binnen de KJP.

De werkwijze van het CAT wordt in figuur 1 schematisch weergeven.

 

Figuur 1. Werkwijze van het CAT

 

Onderzoeksopzet

Deze verkennende, kwalitatieve, studie bestond uit semigestructureerde interviews met consultvragers en -gevers, observaties van MDO’s van het CAT en de tekstuele informatie uit consultatieformulieren (gebruikt voor een aanmelding bij het CAT). Toestemming om dit onderzoek uit te voeren werd verleend door de Ethische Commissie van Universiteit Utrecht (UU-SER). Bij het uitvoeren en rapporteren van het onderzoek volgden we de Consolidated Criteria for Reporting Qualitative Research (COREQ-richtlijnen).15

Participanten

In totaal hielden we 9 semigestructureerde interviews, 4 met consultvragers (verschillende functies zoals GZ-psycholoog, klinisch psycholoog, en manager behandelzaken) en 5 met consultgevers (4 kinder- en jeugdpsychiaters en 1 GZ-psycholoog). Ook observeerden we 5 MDO’s van het CAT. Tot slot analyseerden we de 21 consultatieformulieren van het CAT met informatie over de consultvraag en de jeugdigen, die bij aanvang van een consultatie worden ingevuld door de consultvrager, en bij afloop ervan door de consultgever. Dit waren alle consultatieformulieren die op het moment van het onderzoek in beheer waren bij het CAT (april 2024).

Procedure

Consultvragers en -gevers werden door 2 CAT-leden via e-mail geworven voor deelname aan de semigestructureerde interviews. Alle benaderde consultgevers namen deel, evenals 4 van de 6 consultvragers; de overige 2 hadden geen tijd om deel te nemen. Geïnteresseerden ontvingen een digitale informatiebrief en ondertekenden een informed-consentformulier voor aanvang van het interview.

Voor de interviews werden 2 aparte topiclijsten gebruikt (voor consultvragers en -gevers) met onderwerpen als: de reden voor consultatie, de timing ervan, de werkwijze van het CAT, houdingen ten opzichte van de andere partij, uitkomsten van de consultatie en ideeën over de toekomst van het CAT. De interviews vonden plaats in april en mei 2024 via Microsoft Teams of op locatie bij LUMC Curium en duurden gemiddeld 26,09 minuten (SD: 5,55). Alle interviews werden opgenomen en woordelijk getranscribeerd in Microsoft Word.

Semigestructureerde, non-participatieve observaties van de MDO’s van het CAT werden door de onderzoeker (ES) via Microsoft Teams uitgevoerd, in april en mei 2024, en werden niet opgenomen vanwege privacyredenen. Gemiddeld duurde een observatie 15 tot 30 minuten. De consultatieformulieren werden aangeleverd door een van de CAT-leden. Om de anonimiteit van participanten en jeugdigen uit de consultatieformulieren te garanderen werden alle data zorgvuldig geanonimiseerd door onderzoeker EM, en opgeslagen binnen de beveiligde onlineomgeving van LUMC Curium.

Analyse

De interview- en observatietranscripten werden thematisch geanalyseerd in het softwareprogramma Atlas.Ti (versie 22; https://atlasti.com). We volgden de 5 fases van coderen, die zowel deductieve als inductieve methoden combineert: de transcripten werden gelezen, waarna de deductieve codes vervolgens een startpunt voor de analyse vormden.16 Na het toewijzen van inductieve codes formuleerden we thema’s en subthema’s (zie appendix voor codeboom). Uit de thematische analyse die hierop volgde, formuleerden we vier categorieën: ‘werkwijze van het CAT’, ‘wat voorafging aan de consultatie’, ‘samenwerking tijdens de consultatie’ en ‘wat leverde de consultatie op’. De data uit de consultatieformulieren werden gecategoriseerd in Microsoft Excel, met onder andere informatie over de redenen tot consultatie, demografische gegevens van jeugdigen, en data over het wel/niet doorverwijzen.

Er vonden reflectieve bijeenkomsten plaats waarbij de eerste auteur (junior onderzoeker EM) en de tweede auteur (supervisor, LN) zochten naar overeenstemming over het codeerschema en de categorieën van de consultatieformulieren. De derde auteur (EvW) is initiatiefnemer en lid van het CAT. Zij bracht het praktijkperspectief in bij de opzet van het onderzoek, en ondersteunde bij de werving en bij het formuleren van klinische implicaties. Zij speelde geen rol in de afname en interpretatie van de data.

Resultaten

We beschrijven de werkwijze van het CAT, wat er voorafging aan een consultatie, de samenwerking tijdens de consultatie en ten slotte de impact van de consultatie voor verschillende betrokkenen. Uit de analyse van de consultatieformulieren bleek dat de gemiddelde leeftijd van de jeugdigen aangemeld bij het CAT 12 jaar was (1 onbekend; SD: 2,03; 57% man, 38% vrouw, en 5% anders).

Werkwijze van het CAT

Alle participanten waardeerden de werkwijze van het CAT en benoemden diverse positieve punten. Consultgevers waardeerden: 1. de administratieve ondersteuning voor de consultatie die vanuit het CAT werd geboden (zoals inplannen en declaraties) waardoor de consultatie relatief weinig tijd kostte; 2. de gespreksvorm van de consultatie die directe feedback mogelijk maakte en nieuwe inzichten opleverde; en 3. de voorinformatie die de consultatie efficiënter maakte.

Consultvragers noemden als voordelen: 1. het goed ingerichte administratieve proces; 2. de snelle en efficiënte werkwijze (en de beschikbaarheid van de consultgever); 3. de duidelijke afspraken die er waren over wat consultatie inhield en over het werkproces; 4. de tijd die werd genomen voor de consultatie zelf; 5. de kwaliteit van het inhoudelijke advies en 6. de ruimte om te sparren zonder direct een oplossing te hoeven vinden.

Er kwamen ook enkele verbeterpunten naar voren tijdens de interviews. Consultvragers noemden de noodzaak van een leidraad voor consultvragers, zodat zij weten wat ze kunnen verwachten en welke (administratieve) handelingen nodig zijn. Consultgevers zagen het als een beperking dat de consultatie nu niet in een elektronisch patiëntendossier staat, waardoor informatie moeilijk terug te vinden is. Ook had een aantal consultgevers behoefte aan meer uitgebreide voorinformatie voorafgaand aan de consultatie. Zowel consultvragers als -gevers benoemden ten slotte tijdsinefficiëntie doordat consultvragers tweemaal de casus moesten uitleggen (aan zowel aanmeldfunctionaris van het CAT als aan de consultgever).

Wat voorafging aan de consultatie

Uit de analyse van de 21 consultatieformulieren bleek dat advies rondom behandeling (bijvoorbeeld bij stagnatie) de meest genoemde reden voor consultatie is door consultvragers (n = 15). Daarnaast was advies rondom diagnostiek ook een frequente reden (n = 9), bijvoorbeeld over het wel of niet stellen van een diagnose. Meedenken over medicatie was bij 7 consultaties de reden voor consultatie. Bij 7 jeugdigen was er meer dan één reden tot consultatie.

Consultgevers hadden bij 15 consultatieformulieren een reden tot consultatie aangekruist, waarvan 11 keer een vermoeden van onvoldoende expertise van de consultvrager en 6 keer onmacht van de consultvrager. Onmacht refereerde aan voldoende expertise bij de consultvrager, maar onvoldoende succes bij de uitvoering of bijvoorbeeld het systeem dat niet achter de diagnose stond. In 2 gevallen was sprake van zowel onvoldoende expertise als onmacht bij de consultvrager.

Consultvragers en -gevers noemden verschillende redenen om bij de KJP, of specifiek bij LUMC Curium, consultatie aan te vragen: 1. wanneer problemen in de tweedelijnsjeugdhulp onoplosbaar leken, 2. voor overleg met een psychiater die intern niet beschikbaar was; 3. wanneer interne intervisie bij complexe casuïstiek niet volstond; 4. voor tijdig advies over het opschalen van zorg en een eventuele aanmelding bij de KJP.

‘[…] dan is mijn vraag: ik denk dat het naar de gespecialiseerde GGZ moet: A klopt dat, en B hebben jullie ter overbrugging nog een advies. En als het niet klopt, heb je dan advies wat ik wel kan doen?’ – Consultvrager P1

Consultvragers en -gevers noemden verschillende voorwaarden om consultatie vanuit de KJP aan te vragen, waarbij de verantwoordelijkheid voor effectieve consultatie volgens hen bij de consultvrager lag: 1. de consultatie was alleen voor een expertblik, een buitenstaandersblik moest binnen eigen intervisiemogelijkheden worden gevonden; 2. consultvragers moesten eigen onmacht herkennen en aanpakken, en zich kwetsbaar durven opstellen; 3. de casuspresentatie moest efficiënt en duidelijk zijn; en 4. er moest voldoende voorinformatie worden verstrekt aan het CAT.

‘Dat een voorwaarde is dat je je kwetsbaar durft op te stellen en ook heel duidelijk durft aan te geven bij de collega. Ik loop vast, ik zie het niet meer goed. Ik heb even nodig om te herorganiseren en feedback nodig.’ – Consultvrager P4

Verder bleek volgens consultgevers het goed timen van consultatie lastig: volgens hen werd consultatie in de praktijk regelmatig te laat of te vroeg aangevraagd. Het was volgens consultgevers belangrijk om crisismomenten of stagnatie van de behandeling voor te zijn, omdat effectieve consultatie dan moeilijker werd. Echter, consultvragers en -gevers vonden ook dat er niet één ideaal moment was voor het aanvragen van consultatie.

Samenwerking tijdens de consultatie

Alle participanten ervoeren de samenwerking tijdens de consultatie als prettig: ze waardeerden het gezamenlijke gesprek om samen tot nieuwe oplossingen te komen. Ook waardeerden consultvragers de gelijkwaardige houding van consultgevers. Consultgevers benoemden dat zij consultvragers als competente collega’s zagen met expertise over de betreffende jeugdige.

‘Dus al pratend komen zij op bepaalde ideeën – het is niet alleen maar dat jij allemaal oplossingen biedt, maar je hebt samen een gesprek en dat helpt anderen op weg.’- Consultgever P6

Na de consultatie deelde de consultvrager het advies met de jeugdige en/of het gezin. De meeste consultgevers vonden het prima dat zij geen terugkoppeling van de consultvrager na afloop van de consultatie kregen. Wel werd de suggestie genoemd om consultvragers te ondersteunen bij het formuleren van het advies, zodat de consultgever meer controle had over de communicatie naar de betrokkenen. Verder worden ouders en jeugdigen momenteel niet direct betrokken in de consultatie. Dit zou volgens de deelnemers in de toekomst wel mogelijk zijn, maar brengt het risico met zich mee dat de grens tussen consultatie en behandeling vervaagt. Zowel consultvragers als -gevers vonden het goed dat de verantwoordelijkheid voor de jeugdige bij de consultvrager bleef.

Wat leverde consultatie op?

Uit de consultatieformulieren bleek dat van de 8 aanvragen over opschalen van zorg, 7 jeugdigen bij de huidige hulpverlener konden blijven na consultatie. Ook was er bij 2 van de 21 consultvragen al een aanmelding gedaan bij de KJP, die na consultatie werd ingetrokken. Dit zagen zowel consultvragers als -gevers als beter passende zorg dan doorverwijzen, omdat de opgebouwde vertrouwensband bleef bestaan en het (onnodig) op een wachtlijst staan werd voorkomen (continuïteit van zorg). De verwijzing die wel doorgang vond, was al langer geïndiceerd.

Consultvragers en -gevers zagen het voorkómen van doorverwijzingen naar de KJP niet als een einddoel, maar als manier om continuïteit van zorg te waarborgen. Een bijkomstigheid was de verwachting dat consultatie uiteindelijk ook de druk op wachtlijsten kon verlagen en bijdroeg aan tijdige zorg.

‘[…] omdat het voor hun ook het moment was om te gaan verwijzen en dat we dachten dat is voor nu nog niet nodig. Dat kan ook daar blijven. En dan scheelt het ons weer een aanmelding, dan kunnen wij weer andere kinderen helpen. We willen heel graag van onze wachtlijsten af, omdat we nu gewoon veel te laat kinderen binnenkrijgen.’ – Consultgever P7

Consultvragers voelden zich door de consultatie competenter en gesteund, waardoor ze zich zekerder voelden in de behandeling. Praktische tips, bevestiging van hun competentie en een extra paar ogen droegen hier volgens consultgevers aan bij. Ook noemden consultvragers dat er een leereffect kon optreden op het gebied van diagnostiek en het zorgaanbod (van de KJP en in de regio), waardoor zij bij een volgende soortgelijke probleemsituatie mogelijk minder snel consultatie zouden aanvragen.

Consultgevers benoemden dat ze door het bieden van consultatie beter inzicht kregen in de afschaalmogelijkheden en de werkomgeving van eerste- en tweedelijnszorgverleners. Het bieden van consultatie was voor hen ook een middel om in contact te blijven met de eerste- en tweedelijnszorgverleners om de KJP heen, en over en weer drempels te verlagen voor verder intercollegiaal overleg. Ook was het volgens consultgevers een goede manier om de expertise die de KJP in huis heeft te delen met het bredere jeugdveld.

Discussie

Uit deze kwalitatieve evaluatie van het CAT, die een consultatiefunctie vanuit de KJP bekleedt, blijkt dat consultvragers en -gevers het proces van consultatie van het CAT als positief en waardevol ervaren. Zij noemen de werkwijze goed ingericht en de samenwerking prettig en zien de continuïteit van de zorg als waardevolste uitkomst. Het CAT voldoet hiermee aan de behoeften van consultvragers en -gevers, naast enkele verbeterpunten over de werkwijze.

De resultaten van deze studie sluiten aan bij bestaande theoretische kennis vanuit de CCC, waarbij de nadruk van consultatie ligt op het ondersteunen van de consult­vrager om zo hun professionele capaciteiten te vergroten.7,17 Door gezamenlijk na te denken over een advies vanuit verschillende disciplines verbetert de kwaliteit van zorg en wordt de consultvrager beter in staat gesteld om uitdagingen zelf aan te pakken.7,17 Ook het gerapporteerde leereffect van de consultvragers sluit aan bij eerdere bevindingen.14

Rol consultvrager

Een belangrijk inzicht uit dit onderzoek is de rol van de consultvrager binnen het consultatieproces. Volgens de CCC moet de consultgever zowel inhoudelijke als proces­expertise bieden om de reden tot consultatie gezamenlijk te formuleren en een vertrouwelijke consultatierelatie op te bouwen.17 Onze evaluatie toont daarop aanvullend aan dat zowel consultvragers als -gevers vinden dat de consultvrager ook een verantwoordelijkheid heeft. Consultvragers dienen zich bewust te zijn van de noodzaak van consultatie bij de KJP, zich kwetsbaar te kunnen opstellen en de casus efficiënt te kunnen presenteren. Het herkennen van eigen grenzen van expertise of (on)macht bij de consultvrager lijkt belangrijk voor het moment van aanvragen van consultatie en daardoor ook de kwaliteit van het advies. Deze verantwoordelijkheid van de consultvrager is niet eerder zo benoemd binnen de CCC, waar de focus meer ligt op de verantwoordelijkheid van de consultgever.

Aandachtspunten

Om de consultatiefunctie vanuit de KJP verder te ontwikkelen zijn er verschillende aandachtspunten. Ten tijde van het onderzoek was het aantal aanvragen beheersbaar waardoor de consultaties goed naar de meest geschikte consultgever konden worden doorgezet. Wanneer er meer gebruik wordt gemaakt van het CAT, is het goed om na te denken over voorwaarden om consultatie aan te kunnen vragen, zowel inhoudelijk als qua timing, om onnodige consulten en overvraging van het CAT te voorkomen.

Daarnaast is een aanbeveling om de consultatiefunctie goed te beleggen in de organisatie, zodat consultgevers hier tijd voor hebben binnen hun functie en hier expertise in kunnen opbouwen. Hiervoor is het ook nodig dat de consultatiefunctie structureel vergoed wordt en dat meer professionals hierin geoefend zijn. Een nadeel van deze werkwijze is het feit dat consultvragers twee keer hun verhaal moeten vertellen. Hier is voor gekozen om zo de casus en de vraag voorafgaand aan de consultatie zo helder mogelijk te krijgen, om zo goed mogelijk een consultgever met de juiste expertise te koppelen. In de verdere ontwikkeling van het CAT wordt er gekeken hoe dit efficiënter kan.

Sterke kanten en beperkingen

Bij deze exploratieve studie past een kwalitatieve benadering, om zo inzicht te krijgen in de ervaringen van consultvragers en -gevers en daarmee over de consultatiefunctie van de KJP in de vorm van het CAT. De methode- en participantentriangulatie geeft een vollediger beeld van de sociale werkelijkheid dan één enkele methode en het kwalitatieve onderzoek is zorgvuldig uitgevoerd in lijn met de COREQ-richtlijnen.15,18

Tegelijk heeft dit onderzoek ook beperkingen. Het betreft een studie in een beperkte setting (het CAT binnen één KJP-instelling), met een klein aantal respondenten en uitgevoerd binnen een kort tijdsbestek, waardoor de resultaten niet direct overdraagbaar zijn. Door de kwalitatieve benadering kunnen we geen uitspraken doen over de daadwerkelijke effecten van consultatie op consultvragers en -gevers en de betreffende jeugdigen en gezinnen. Dit dient verder onderzocht te worden met mixed-methodsonderzoek onder verschillende doelgroepen en in verschillende settings. Daarbij dient er ook oog te zijn voor organisatorische randvoorwaarden en de effectiviteit van deze werkwijze ten opzichte van andere vormen van consultatie of interprofessioneel overleg.

Conclusie

Consultatie vanuit de KJP naar eerste- en tweedelijnszorg, zoals het CAT aanbiedt, lijkt een beloftevolle werkwijze om de verbinding tussen de KJP en eerste- en tweedelijnszorg te versterken. Daarmee draagt het bij aan het organiseren van passende en tijdige zorg voor jeugdigen met psychische problematiek. Initiatieven zoals het CAT en evaluaties hiervan zijn belangrijk om de consultatiefunctie van de KJP verder te onderzoeken en te implementeren.

Literatuur

1 Jeugdautoriteit. De Stand van de Jeugdzorg. Den Haag: Jeugdautoriteit; 2024. www.jeugdautoriteit.nl/documenten/rapporten/2024/10/08/stand-van-de-jeugdzorg-2024

2 Friele R, Hageraats R, Fermin A, e.a. De jeugd-GGZ na de Jeugdwet: een onderzoek naar knelpunten en kansen. Utrecht: Nivel 2019. https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/De_jeugd_GGZ_na_de_Jeugdwet.pdf

3 Rijksoverheid. Hervormingsagenda Jeugd 2023-2028. 2023. www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/06/20/hervormingsagenda-jeugd-2023-2028

4 Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Leidraad Consultatie in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie 2020. https://www.kenniscentrum-kjp.nl/wp-content/uploads/2021/01/Leidraad-consultatie-kinder-jeugd-psychiatrie-NVvP.pdf

5 Stringer B, Mocking RJT, Rammers D, e.a. Consultaties bij vastgelopen behandelsituaties: een descriptieve studie. Tijdschr Psychiatr 2021; 63: 343-50.

6 Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Normenkader- en waarderingssystematiek voor de kwaliteitsvisitatie. https://www.psychiatrie.nl/app/uploads/2024/10/Normenkader-NVvP-Kwaliteitsvisitatie.pdf

7 Caplan GM, Caplan RB, Erchul WP, e.a. Caplanian mental health consultation: Historical background and current status. Consulting Psychology Journal 1994; 46: 2-12.

8 Nolan A, Moreland N. The process of psychological consultation. Educational Psychology in Practice 2014; 30: 63-77.

9 Vandenbussche S, Hoogsteder M, Dörenberg V, e.a. Expertise aan de voorkant: Evaluatie van een Consultatie- en Adviesteam jeugd-GGZ in Gooi- en Vechtstreek. Academische Werkplaats Jeugd en Gezondheid 2018.

10 Theunissen MHC, Dijkshoorn J, Velderman MK. Specialistische ondersteuning in de basiszorg voor jeugd: verbindingen maken in het sociale domein. TSG – Tijdschrift Voor Gezondheidswetenschappen 2018; 96: 354-60.

11 Fallucco EM, Landy R, Leung K, e.a. Child psychiatry consultation clinic for pediatricians: long-term outcomes. Clin Pediatr 2021; 60: 350-62.

12 Wingbermühle E, van Duijvenbode N, van Bueren M, e.a. Hoogspecialistische consultatie in de sggz; de waarde voor patiënt en specialist. Tijdschr Psychiatr 2021; 63: 895-99.

13 Swann RC, York A. THINKSPACE – the creation of a multi-agency consultation group for Looked After Children. Clin Child Psychol Psychiatry 2011; 16: 65-71.

14 Visser EAH, Kregting BHCM, Olde Hartman TC, e.a. Consultatieve psychiatrie in de huisartspraktijk. Tijdschr Psychiatr 2023; 65: 549-54.

15 Tong A, Sainsbury P, Craig J. Consolidated criteria for reporting qualitative research (COREQ): a 32-item checklist for interviews and focus groups. Int J Qual Health Care 2007; 19: 349-57.

16 Bingham AJ. From data management to actionable findings: a five-phase process of qualitative data analysis. Int J Qual Methods 2023; 22: 1-11.

17 Newman DS, Ingraham CL. Consultee-centered consultation: contemporary perspectives and a framework for the future. Journal of Educational and Psychological Consultation 2016; 27: 1-12.

18 Carter N, Bryant-Lukosius D, DiCenso A, e.a. The use of triangulation in qualitative research. Oncol Nurs Forum 2014; 41: 545-7.

Download PDF
Twitter Facebook LinkedIn Mail WhatsApp

Bijlagen

Appendix

Auteurs

Emma Spruit, junior onderzoeker, Leids Universitair Medisch Centrum, subafd. Kinder- en Jeugdpsychiatrie (LUMC Curium), Leiden.

Laura Nooteboom, universitair hoofddocent, Leids Universitair Medisch Centrum, LUMC Curium, Leiden.

Eva van Well, kinder- en jeugdpsychiater, Leids Universitair Medisch Centrum, LUMC Curium, Leiden.

Correspondentie

Dr. Laura Nooteboom (l.a.nooteboom@lumc.nl).

 

Geen strijdige belangen gemeld.

 

Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 17-3-2025.

Citeren

Tijdschr Psychiatr. 2025;67(6):321-326

Editie

Dit artikel is onderdeel van: Editie 2025/6
Uitgave van de Stichting Tijdschrift voor Psychiatrie waarin participeren de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie.

Over TvP

Over het tijdschrift Redactie Auteursrichtlijnen Colofon
Abonnementen Abonnee worden Adverteren

Contact

Redactiebureau Tijdschrift voor Psychiatrie
drs. S.L. (Lianne) van der Meer
Telefoon: 030 899 00 80
info@tijdschriftvoorpsychiatrie.nl

Copyright

Redactie en uitgever zijn niet aansprakelijk voor de inhoud van de onder auteursnaam opgenomen artikelen of van de advertenties. Niets uit dit tijdschrift mag openbaar worden gemaakt door middel van druk, microfilm of op welke wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de redactie.

© copyright 2025 Tijdschrift voor Psychiatrie