Practioner’s guide to the Alternative Model for Personality Disorders
The Guilford Press, New York en Londen, 2025
ISBN 978-14-625-5648-9, 302 blz. € 54,-
Het in 2013 ingevoerde Alternatief DSM-5-model voor persoonlijkheidsstoornissen (AMPS), momenteel opgenomen in deel III van de DSM-5-TR, blijkt geen eendagsvlieg, integendeel. Een nieuwe werkgroep vanuit de American Psychiatric Association is aan de slag om het model dusdanig te vervolmaken dat het de ‘oude’ tekst over persoonlijkheidsstoornissen in deel II kan gaan vervangen. Actueler dan ooit, zeker sinds de Wereldgezondheidsorganisatie soortgelijke veranderingen in de classificatie van persoonlijkheidsstoornissen in de ICD-11 al heeft ingevoerd.
Dit boek richt zich op praktische toepassingen van het AMPS. Het is de auteurs gelukt wetenschappelijke kennis en klinische ervaringen met het AMPS op pragmatische wijze te integreren tot concrete aanbevelingen voor diagnostiek en classificatie, maar ook voor behandeling.
Het model wordt overzichtelijk en in vlot leesbare stijl toegelicht. Het niveau van persoonlijkheidsfunctioneren dient als ernstmaat, een belangrijke factor bij de indicatiestelling en het inschatten van de prognose. Hoeveel confrontatie heeft deze cliënt nodig om tot verandering te kunnen komen? En hoeveel druk kan deze cliënt aan? Met het geïntroduceerde palet aan pathologische persoonlijkheidstrekken (25 trekken verdeeld over vijf domeinen) kan men de aard van persoonlijkheidsproblematiek nader specificeren, van belang om het behandelproces op gepaste wijze richting te geven.
Met een stapsgewijs diagnostisch proces schetsen de auteurs hoe men de diagnostiek op basis van het AMPS kan inzetten. Welke concrete vragen kan een intaker hierbij stellen? Welke instrumenten kunnen daarbij als ondersteuning worden ingezet (zoals het Semi-gestructureerd Interview voor Persoonlijkheidsfunctioneren DSM-5 (STiP-5.1-interview) en Personality Inventory for DSM-5 (PID-5-vragenlijst))? Hoe kan het bespreken van de diagnostische bevindingen de band met de cliënt versterken? En welke concrete behandeldoelen kunnen aan het AMPS worden ontleend?
Dit alles wordt geïllustreerd met tal van voorbeelden uit de klinische praktijk. De auteurs lichten toe hoe op basis van het AMPS specifieke behandelmodellen (zoals transference focused therapy (TFP), dialectische gedragstherapie (DGT), mentalization-based therapy (MBT) en schematherapie (SFT)) aangepast dienen te worden aan de mogelijkheden en kwetsbaarheden van de cliënt. En wat specifiek te doen bij jongeren, bij ouderen, en diversiteit (culturele achtergrond en gender)?
Het laatste deel van het boek beschrijft een aantal gerichte toepassingen van het AMPS. Wat past bij meer angstige, vermijdende of dwangmatige persoonlijkheidsproblematiek? Wat te doen bij cliënten met een borderline-, narcistische- of paranoïde-persoonlijkheidsstoornis? Wat bij comorbiditeit met verslaving, ADHD, (complexe) PTSS of forensische problematiek?
Door de opbouw en schrijfwijze is dit boek zowel geschikt voor beginnende hulpverleners die zich willen oriënteren op dit nieuwe model, als voor therapeuten die zich al eerder hierin hebben verdiept. Door de heldere indeling, de overzichtelijke tabellen en talrijke casuïstiek zullen met dit boek alle lezers aan hun trekken komen.

Theo Ingenhoven, psychiater/psychotherapeut, Amsterdam