Dertig jaar onderzoek onder de loep: inzichten in de prevalentie van PTSS bij jeugdigen
Waarom dit onderzoek?
In de afgelopen dertig jaar zijn tientallen studies gepubliceerd over de prevalentie van posttraumatische stressstoornis (PTSS) bij jeugdigen. De laatste meta-analytische prevalentieschatting stamt echter uit 2014. Sindsdien is de DSM-5 geïntroduceerd, met gewijzigde diagnostische criteria, die ook beter aansluiten bij de ontwikkelingsfase van jeugdigen. Daarnaast zijn er in het laatste decennium prevalentiestudies gepubliceerd waarin men gebruikmaakt van geactualiseerde diagnostische instrumenten. De invloed van deze veranderingen op de geschatte prevalentie van PTSS is onduidelijk.
Onderzoeksvraag
Wat is de geschatte prevalentie van PTSS bij jeugdigen die zijn blootgesteld aan ingrijpende levensgebeurtenissen, zoals geweld, seksueel misbruik of een ernstig ongeval, op basis van de diagnostische criteria volgens DSM-IV(-TR) en DSM-5? Verschillen deze prevalenties afhankelijk van type ingrijpende levensgebeurtenis (interpersoonlijk vs. niet-interpersoonlijk), sekse, tijd sinds traumablootstelling, informant of het gebruikte diagnostische instrument?
Hoe werd dit onderzocht?
Wij zochten systematisch in PsycInfo, Medline, Embase, Web of Science en PTSDpubs.1 We includeerden studies die in de periode januari 1996-februari 2024 waren gepubliceerd, met deelnemers die jonger dan 18 jaar waren, geen psychiatrische zorg ontvingen en waarbij minimaal vier weken na de ingrijpende gebeurtenis een gevalideerd diagnostisch interview werd gebruikt.
We schatten de prevalenties op basis van DSM-IV(-TR) en DSM-5 afzonderlijk met drie-level-random-effectsmodellen. Daarnaast onderzochten we de invloed van mogelijke moderatoren.
Belangrijkste resultaten
Voor DSM-IV werd een prevalentie van 20,3% geschat (95%-BI: 14,9-26,2%; n = 6745; 56 studies), met een verhoogd risico afhankelijk van sekse en type trauma: meisjes hadden een verhoogd risico op PTSS, evenals jeugdigen die waren blootgesteld aan interpersoonlijk trauma. Voor DSM-5 werd een lagere prevalentie geschat van 12,0% (95%-BI: 3,7-24,2%; n = 12.644; 8 studies). Door de beperkte hoeveelheid data konden we hierbij geen moderatoren analyseren.
Consequenties voor de praktijk
Ruim 80% van de jeugdigen krijgt geen PTSS na het meemaken van een ingrijpende levensgebeurtenis en blijkt veerkrachtig. Met traumasensitieve screening en diagnostiek kan de groep die wel PTSS-klachten krijgt vroegtijdig gesignaleerd worden. Voor hen is de inzet van evidencebased trauma-interventies van belang om stressklachten te verminderen en de ontwikkeling van comorbide problemen te voorkomen.
Literatuur
1 Visser I, van der Mheen M, Dorsman H, Knipschild R, Staaks J, Hein I, van Dongen N, Staal W, Assink M, Lindauer RJL. Post-traumatic stress disorder rates in trauma-exposed children and adolescents: updated three-level meta-analysis. Br J Psychiatry 2025; doi: 10.1192/bjp.2025.30.