Schizofrenie met anti-NMDAR-antistoffen: een ander ziektebeeld?
Waarom dit onderzoek?
In de afgelopen jaren hebben verschillende onderzoekers aangetoond dat sommige patiënten met schizofrenie antistoffen tegen de N-methyl-D-aspartaatreceptor (NMDAR) in hun bloed hebben, maar de gerapporteerde percentages verschillen aanzienlijk tussen studies. Bovendien is onduidelijk of patiënten met schizofrenie en dergelijke antilichamen in hun bloed andere klinische verschijnselen hebben en anders functioneren dan patiënten met schizofrenie die de antilichamen niet hebben. Deze twee kennishiaten probeerden wij met het huidige onderzoek op te vullen.1 Voor vervolgonderzoek en herkenning van schizofrenie met anti-NMDAR-antistoffen is het immers van belang hierover meer te weten.
Onderzoeksvragen
Wat is de prevalentie van anti-NMDAR-antistoffen in het bloed van patiënten met schizofrenie die deelnemen aan diverse soorten onderzoek (van interventiestudies tot observationele cohortonderzoeken)? Verschillen patiënten met schizofrenie die positief testen op dergelijke antistoffen klinisch van degenen zonder deze antistoffen en is hun functioneren anders?
Hoe werd dit onderzocht?
In dit onderzoek combineerden we gegevens uit vier onafhankelijke cohorten van patiënten met schizofrenie, in totaal 1114 patiënten. Van allen werd de aanwezigheid van anti-NMDAR-antistoffen in serum onderzocht met levende celgebaseerde assays, in hetzelfde laboratorium. De klinische kenmerken werden vergeleken aan de hand van de Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS) en de Personal and Social Performance Scale (PSP).
Belangrijkste resultaten
3,7% van de patiënten testte positief op anti-NMDAR-antistoffen (range tussen de vier cohorten: 3,1 tot 4,0%). De subgroep met anti-NMDAR-antistoffen had minder ernstige negatieve symptomen (gemiddelde PANSS-subschaal voor negatieve symptomen 15,8 vs. 18,2; p = 0,026) en een lager totaal aantal symptomen (gemiddelde PANSS-totaalscore 65,5 vs. 72,6; p = 0,013). Bovendien hadden zij een significant beter psychosociaal functioneren (gemiddelde PSP-score 62,0 vs. 53,5; p = 0,014).
Consequenties voor de praktijk
Het percentage patiënten met schizofrenie en positieve anti-NMDAR-antistoffen verschilt weinig tussen verschillende onderzoekscohorten en bedraagt 3-4%. Anti-NMDAR-antistoffen zijn geassocieerd met een relatief weinig ernstig ziektebeeld en met relatief goed psychosociaal functioneren binnen de schizofreniespectrumstoornissen. Dit kan implicaties hebben voor de prognose en mogelijke behandelingsstrategieën bij patiënten met schizofrenie. Het testen op deze antistoffen zou bijvoorbeeld kunnen helpen bij het onderscheiden van subgroepen binnen deze populatie, wat een meer gepersonaliseerde behandeling mogelijk maakt. Bovendien opent dit onderzoek de deur naar vervolgstudies om na te gaan of deze patiënten anders reageren op bestaande behandelingen of baat hebben van immunomodulerende therapieën. Ten slotte is het duidelijk geworden dat we met speciale aandacht voor ernstige schizofreniesymptomen in de klinische praktijk niet alle patiënten met schizofrenie en positieve anti-NMDAR-antistoffen zullen opsporen.
Literatuur
1 J.J. Luykx, R. Visscher, I. Winter-van Rossum, P. Waters, L.D. de Witte, W. Fleischhacker, B.D. Lin, N. de Boer, M. van der Horst, K. Yeeles, M. Davidson, T.A. Pollak, A. Hasan, B.R. Lennox. Clinical symptoms and psychosocial functioning in patients with schizophrenia spectrum disorders testing seropositive for anti-NMDAR antibodies: a case–control comparison with patients testing negative. The Lancet Psychiatry 2024; 11: 828-38.
Auteurs
Jurjen Luykx
E-mail: j.j.luykx@amsterdamumc.nl
Citeren
Tijdschr Psychiatr. 2024;67(6):356-356