In de vierde druk van het boek De psychiatrie in het Nederlands recht wordt duidelijk hoe veel in dit veld sinds de vorige druk uit 1999 is veranderd. Het handzame en compacte formaat van het boek nodigt uit tot verder lezen. Bovendien zijn de hoofdstukken door ervaren deskundigen op dit gebied geschreven, die grotendeels recente kennis in hun teksten hebben verwerkt.Na de inleiding volgen historische beschouwingen en wijsgerig-antropologische reflecties over dit thema. In het volgende deel is de samenhang tussen psychiatrie en bestuurlijk recht aan de orde, met aandacht voor de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (wgbo) en de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (bopz). De thema's worden helder en doordacht neergezet met voldoende aandacht voor de maatschappelijke relevantie. In het derde deel zijn straf(proces)recht en penitentiair recht aan de beurt. Deze hoofdstukken geven veel inzicht in de diverse aandachtsgebieden binnen het gevangeniswezen, zoals de huidige terbeschikkingstelling (tbs). Vooral het hoofdstuk over risicotaxatie is mijns inziens voor de geïnteresseerde een goede inleiding in dit complexe veld. Het boek besluit met aspecten van de psychiatrie en het jeugdrecht. Gezien het maatschappelijke gewicht en de interesse in deze groep had dit ook het eerste in plaats van het laatste hoofdstuk kunnen zijn. Voor de oorspronkelijke doelgroep van studerenden blijft het boek een must, waarbij best iets meer voorbeelden van (kinder- en jeugd)psychiatrie in de praktijk (vooral voor rechtenstudenten) in het boek hadden gekund. Nu blijft het boek wat zakelijk en droog, terwijl het vak psychiatrie juist zo veel interessants te bieden heeft, ook voor nietingewijden.