ADHD van buiten naar binnen: de waarde van de fenomenologie
Soms is één inzicht genoeg om een fundamenteel ander perspectief te krijgen – dat kantelpunt heet ‘the flip’. Het kan lastig zijn zich te verhouden tot een flip op een professioneel gebied waarop men nauwelijks expertise heeft: in mijn geval aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD).
Een professionele ADHD-flip
Tot voor kort kende ik vooral de DSM-5-criteria, de medicamenteuze mogelijkheden en de reïficatiediscussie: wat ‘is’ ADHD eigenlijk? Is het wel een stoornis? Worden kinderen niet individueel gelabeld vanuit een dominant neurobiologisch verklaringsmodel, terwijl er misschien vooral een contextueel probleem of mismatch is?1 Nadat ik las over rejection sensitivity dysphoria (RSD; dysforie door afwijzingsgevoeligheid, of wellicht accurater: pijnlijke afwijzingsbeleving), ging ik me verdiepen in de meer innerlijke belevingswereld van mensen met wat wij ADHD noemen – een dimensie die voor mij tot dan toe onderbelicht was gebleven.
Pijnlijke afwijzingsbeleving en andere (innerlijke) fenomenen
De DSM-5-criteria voor ADHD gaan vooral over de beschrijving van de gedragsmatige, voor de buitenwereld zichtbare fenomenen, zoals druk gedrag, anderen onderbreken en spullen kwijtraken. RSD is een emotionele toestand die wordt beschreven door mensen met neurodivergentie, zoals ADHD en autismespectrumstoornis. Deze verwijst naar emotionele pijn (‘overwhelming, visceral pain’) veroorzaakt door de perceptie dat je afgewezen, bekritiseerd of niet gewaardeerd wordt, en die buitenproportioneel kan lijken in vergelijking met de feitelijke situatie. Dit leidt vervolgens tot intense gevoelens van emotionele pijn en woede, en later vaak schaamte hierover. Hoewel geen DSM-5-criterium, herkennen veel mensen met ADHD het als een belangrijk aspect.
In een studie met focusgroepen onder jongvolwassenen met ADHD benoemden zij naast RSD ook dat er niet zozeer sprake is van een aandachtstekort – er kan juist ook hyperfocus zijn – maar eerder van moeite om hun aandacht te reguleren. Ook beschreven ze een grillig gevoelsleven met ‘highs’ en ‘lows’ en een gedetailleerde, originele en soms bijna echt lijkende fantasiewereld.2 De DSM-5-criteria lijken, zoals ook het geval bij andere classificaties, een vrij beperkt venster te bieden op de werkelijke ervaring van ADHD.
Hype of herkenning?
Het bespreken van het concept RSD met collega’s wierp voor hen nieuw licht op sommige patiënten of zichzelf. Tegelijk klinkt ook scepsis: ‘weer zo’n modeterm, iets wat iedereen dan ineens ‘heeft’.’ Een naam geven heeft inderdaad twee kanten: het kan enerzijds ongewenst leiden tot onnodig pathologiseren van menselijke variatie. Anderzijds kan een naam ook leiden tot herkenning en daardoor vermindering van zelfstigma (‘wat is er mis met mij, waarom ben ik altijd zo moeilijk?’) of bijdragen aan een verklaring waarom sociale interacties schijnbaar makkelijk afgaan, maar toch veel energie kosten.
De zoektocht naar informatie en (h)erkenning speelt zich tegenwoordig ook online af. In een recent onderzoek werden TikTok-video’s onder de hashtag #ADHD beoordeeld door zowel psychologen als jonge volwassenen. De accuraatheid werd door psychologen gescoord aan de hand van de DSM-5-criteria en geldende behandelrichtlijnen. Uit de studie blijkt dat de populairste video’s – de top 100 van #ADHD-TikTok-video’s met in totaal een half miljard views – in minder dan 50% accurate informatie geven over ADHD.3 Dit onderzoek geeft niet alleen te denken over de gevolgen van desinformatie en commerciële belangen die hiermee gepaard kunnen gaan, maar zou ook kunnen wijzen op een kloof tussen wetenschappelijke kennis en de beleefde werkelijkheid.
Het anti-praecoxgevoel bij ADHD
De flip maakte me bewuster van iets dat ik in de praktijk al langer herkende: hoe een gesprek met een opvallend makkelijke afstemming mijn klinische intuïtie regelmatig richting ADHD deed bewegen. In gesprekken met mensen met ADHD ervaar ik regelmatig openheid, levendigheid, een aandoenlijke neiging tot oversharing die start bij de patiënt, en die vaak overslaat op mezelf. Er ontstaat een soort ‘makkelijke empathie’: alsof de afstand tussen hulpverlener en patiënt tijdelijk oplost, en je als vanzelf in hetzelfde denk- en gevoelsritme terechtkomt – vol vaart en onverwachte wendingen. Eigenlijk het tegenovergestelde van het praecoxgevoel bij schizofrenie, dat juist een afstandelijk, vervreemdend gevoel beschrijft. Deze ADHD-vibe is moeilijk te objectiveren, maar tegelijk voor mij onmiskenbaar.
Vibe, intuïtie en professionaliteit: kan dat samengaan?
Sinds het afscheid van de fenomenologie in de jaren 50 is het in de psychiatrie gebruikelijk geworden om diagnostiek te baseren op gestandaardiseerde criteria. De onderliggende pretentie is dat deze onafhankelijk zijn van zowel context als observator. Zo’n subjectieve ADHD-vibe beschrijven in een wetenschappelijk tijdschrift voelt daarom enigszins gewaagd. Toch is dat precies wat Van bepleit in een recent redactioneel: herwaardering van klinische intuïtie als serieus klinisch instrument.4 Net als Van denk ik dat het essentieel is het eigen gevoel kritisch tegemoet te treden. In tegenstelling tot een criteriologische houding bij een diagnose, is het veel waarschijnlijker dat het redeneren van clinici voortdurend navigeert tussen niet-declaratieve intuïtie en meer rationele bevestiging of falsificatie van die intuïtie.
Het gevoel van afstemming dat je als clinicus kan ervaren, is ook niet per definitie onobjectiveerbaar. Naast kwalitatieve onderzoeksmethoden die zich hiervoor lenen, kan synchronie in hersenactiviteit tijdens sociale interactie tussen twee mensen onderzocht worden – met technieken zoals hyperscanning.5 Zonder te willen vervallen in neuroreductionisme, kunnen hersenscans wel degelijk bijdragen aan het vergroten van inzicht in dynamische menselijke interacties, die toch de kern vormen van ons vak.
Fenomenologisch perspectief op ADHD
Als we diagnostiek benaderen vanuit een fenomenologisch perspectief, gaat het niet in de eerste plaats om een classificatie, maar om het begrijpen van wat iemand van binnenuit ervaart – door ons in die persoon in te leven. Het binnen de ggz expliciet herkennen van fenomenen zoals RSD kan bijdragen aan een verfijndere casusconceptualisatie. Zonder deze herkenning bestaat het risico dat emoties en gedragingen automatisch worden geïnterpreteerd binnen bestaande en vertrouwde kaders, zoals ‘krenkbaarheid’ of ‘externaliserende coping’, terwijl deze niet noodzakelijk recht doen aan de onderliggende ervaring.
Mijn hernieuwde blik op ADHD heeft me geleerd dat er veel waarde zit in fenomenologische ervaringen – zowel die van de patiënt als die van mezelf. ADHD draait niet alleen om hyperactiviteit en aandachtsproblemen, maar om een complexe innerlijke wereld – vol gevoeligheden, intensiteiten, associatief en ongeremd denken en levendige fantasie.
Het blijft in de praktijk een uitdaging om te bepalen hoe een fenomenologische benadering van ADHD concreet vorm kan krijgen binnen professionele kaders. Sommige mensen zoeken vooral begrip van waarom ze zijn zoals ze zijn, zonder dat ze per se een classificatie zoeken. Is formele ADHD-diagnostiek dan wel aangewezen?
Besluit
Hoe iemand omgaat met boeken met ervaringsverhalen kan verrassend verhelderend zijn: iemand met ADHD-kenmerken leest meestal een boek niet van kaft tot kaft, maar herkent zich plots in een fragment.6,7 Die herkenning leidt vaak tot een rijke, tot de verbeelding sprekende beschrijving van hun eigen ervaring. ADHD begrijpen vraagt om een beweging van buiten naar binnen – van gedrag naar beleefde ervaring. Alleen vanuit deze fenomenologische blik kunnen we werkelijk afwegen of classificatie bijdraagt of juist onbedoelde gevolgen kan hebben.
Literatuur
1 de Ridder B, van Hulst BM. Stoornisme: wat het is en waarom het een probleem is. Tijdschr Psychiatr 2023; 65: 163-6.
2 Ginapp CM, Greenberg NR, MacDonald-Gagnon G, e.a. ‘Dysregulated not deficit’: A qualitative study on symptomatology of ADHD in young adults. PLoS One 2023; 18: e0292721.
3 Karasavva V, Miller C, Groves N, e.a. A double-edged hashtag: Evaluation of #ADHD-related TikTok content and its associations with perceptions of ADHD. PLoS One 2025; 20: e0319335.
4 Van R. Herwaardering van klinische intuïtie. Tijdschr Psychiatr 2025; 67: 5-7.
5 Grasso-Cladera A, Costa-Cordella S, Mattoli-Sánchez J, e.a. Embodied hyperscanning for studying social interaction: A scoping review of simultaneous brain and body measurements. Soc Neurosci 2024; doi: 10.1080/17470919.2024.2409758.
6 Van de Sande J, Kooij S. Bloedirritant! De onzichtbare strijd van vrouwen met ADHD. Amsterdam: SWP; 2024.
7 Mijnster H. Hé, is dit ook ADHD?. Amsterdam: Volt; 2024.
Authors
Lineke Tak, psychiater en senior onderzoeker, Dimence Alkura, specialistisch centrum aanhoudende lichamelijke klachten, Deventer.
Correspondentie
Dr. Lineke Tak (l.tak@dimence.nl).
Geen strijdige belangen gemeld.
Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 8-4-2025.
Citeren
Tijdschr Psychiatr. 2025;67(6):309-310