Selfhood, Identity and Personality Styles
In zijn afscheidsrede, begin dit jaar, brak Michiel Hengeveld opnieuw een lans voor het betrekken van het verhaal van de patiënt bij de diagnostiek. Dit is een te weinig gehoord geluid de laatste jaren, waarin het classificeren volgens de regels van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders de boventoon voert. Selfhood, Identity and Personality Styles van de Italiaan Giampero Arciero en de Zwitser Guido Bondolfi is in dit tijdsgewricht dan ook een prikkelende verademing. Het boek eist aandachtig leeswerk aan het bureau, want een mengeling van filosofie, ontwikkelingspsychologie, neurobiologie en klinische ziektebeelden, geïllustreerd met literair werk is niet iets voor op het nachtkastje. Arciero en Bondolfi zijn duidelijk sociaal constructivisten: kennis ontwikkelt zich in samenhang met de sociale omgeving. Beroemde namen die bij dit sociaal constructivisme behoren, zijn Jean Piaget en Lev Vygotsky, die in dit boek overigens niet aan de orde komen. De auteurs baseren zich meer op Immanuel Kant, die wel als een voorloper van het sociaal constructivisme wordt gezien, en de fenomenologen uit de 20ste eeuw. Vreemd is dat niet, want zowel Kant als de fenomenologen hebben zich intensief met het ‘zelf’ bezig gehouden. Zoals Arciero en Bondolfi betogen, kan men over het zelf de vraag stellen wát het zelf is, maar in hun optiek vooral wíé het zelf is. Dat laatste weerspiegelt hun constructivistische manier van kijken op de wereld, want ook al wordt ons ‘zelf’ of zelfbeeld geconstrueerd in onze hersenen, zonder een buitenwereld zijn de hersenen niet meer dan 1,5 kilo eiwit. De auteurs blijven niet hangen in de filosofie, maar laten zich inspireren door de biologische theorieën over het karakter, zoals het bekende model van Cloninger. Dit uitgangspunt helpt hen om de ontwikkeling van het zelfbeeld via de neurobiologische ontwikkeling inzichtelijk te maken. Onderzoek naar de lichaamservaring en de taalontwikkeling interpreteren zij in een interactioneel kader, dat zij vervolgens uitbreiden naar de ontwikkeling van de persoonlijk identiteit en hoe deze identiteit ook een continuïteit vormt. Het is bijzonder boeiend om deze gedachtegang in het eerste deel van het boek te volgen. In het tweede deel werken de auteurs deze uit voor een vijftal psychopathologische persoonlijkheidsstijlen: de geneigdheid tot eetstoornissen, waaronder ook de verslavingen geschaard worden, de obsessie en dwang, de hysterie en hypochondrie, de fobie, en de depressie. Behalve met vignetten uit de wereldliteratuur is dit deel ook rijk geïllustreerd met verhalen van patiënten. Die verhalen zijn meeslepend en maken zonder meer duidelijk dat het verhaal van de patiënt ertoe doet. Tegelijkertijd kan men kritiek hebben op hun indeling, maar dat neemt niet weg dat Selfhood, identity and personality styles de lezer dwingt na te denken over het vak psychiatrie.
H.J.E. Hovens