Reactie op ‘Hoe stevig is de wetenschappelijke basis van het concept positieve gezondheid?’
Zingeving is geen bijzaak maar kern van gezondheid
Het artikel van Vinkers en Chiu over positieve gezondheid getuigt volgens mij van een verwarrende paradox: het pleit voor wetenschappelijke degelijkheid, maar het blikveld wordt teveel beperkt tot het biomedisch paradigma. Daarmee illustreert het precies de ontdekking van Machteld Huber: dat artsen - in tegenstelling tot de samenleving als geheel - grote moeite hebben met het erkennen van zingeving als een volwaardig en onlosmakelijk onderdeel van gezondheid.
Het stuk pleit voor toetsbare theorieën, maar onderliggend blijkt een impliciete vooronderstelling die getuigt van epistemische verwarring. Vinkers en Chiu stellen bijvoorbeeld dat positieve gezondheid ‘geen wetenschappelijke theorie’ is, maar ‘meer een richting van denken’. Wetenschap betreft echter meer dan meetbare lineaire oorzaak-gevolgrelaties in gecontroleerde studies.
Als we de denklijn van Vinkers en Chiu doortrekken, dan zou dat impliceren dat de psychiatrie zelf, en bijvoorbeeld de rol van de DSM daarin, ook ‘geen wetenschappelijke theorie’ is. Er is immers geen enkel diagnostisch construct dat met een objectieve test kan worden vastgesteld. Toch heeft dit 'wetenschappelijke' systeem zich institutioneel genesteld, terwijl fundamenteel bewijs voor de validiteit ontbreekt. De kritiek op positieve gezondheid zou dus met evenveel recht (of meer) op de huidige psychiatrie zelf van toepassing zijn.
Wat Huber blootlegde, is dat artsen - getraind in controleerbare biomedische causaliteit - moeite hebben met het integreren van existentiële dimensies zoals zingeving in hun klinische denken. Daardoor is een wereld aan herstelpraktijken (zoals herstelacademies en peer-supportinitiatieven) buiten de formele psychiatrie ontstaan. Hier kunnen mensen wél erkenning vinden voor hun existentiële strijd.
Zingeving is niet een vage wolk van welzijn, maar een wezenlijk deel van hoe mensen betekenis geven aan ziekte, lijden en herstel. Dat kunnen we niet buiten beschouwing laten. In de huidige tijd, waarin onder andere psychedelisch onderzoek opnieuw aandacht vraagt voor bewustzijn, mystiek en spirituele transformatie, toont de mainstream psychiatrie zich hiervoor te vaak doof. Wat niet in het meetinstrument past, lijkt niet te bestaan. Maar misschien ligt het probleem niet in het middel - maar in het model.
Daarom een oproep aan hen die zingeving een storend element vinden voor hun begrip van wetenschap: verdiep u in de literatuur rond epistemisch pluralisme en conceptuele competentie. Begrijp dat wetenschap meer is dan meetbaarheid. En vooral: dat wat voor patiënten betekenisvol is - zoals zingeving - niet optioneel is, maar essentieel. Als we dat serieus nemen, kunnen we pas echt gaan bouwen aan een psychiatrie die mensen recht doet.
Lees de reactie van Christiaan Vinkers en Chi Chiu op deze ingezonden brief hier.
Auteurs
Jim van Os, hoogleraar Psychiatrie en voorzitter Divisie Hersenen, UMC Utrecht.
Correspondentie
Prof. dr. Jim van Os (j.j.vanos-2@umcutrecht.nl).
Geen strijdige belangen meegedeeld.